Home

Internet en mobiele communicatie zijn niet meer weg te denken uit ons bestaan.
Voor degene die nu opgroeit met deze technologieën is dat al helemaal ondenkbaar. De vanzelfsprekende manier waarop jongeren met de mogelijkheden van digitale technologie omgaan is fascinerend. Veel onderzoekers zijn onder de indruk van de competenties van de generatie. Daarbij zijn er ook nieuwe namen aan deze generatie gegeven, de internet generatie, e-geners, digitale generatie en de laatste benaming generatie Einstein.
Tegelijkertijd is het onderwijs van de toekomst in een digitale maatschappij, dat ze op jonge leeftijd al moeten leren omgaan met digitale leermiddelen.

De internetgeneratie lijkt steeds moeilijker te motiveren om te leren op school, terwijl motivatie juist zo’n belangrijke factor voor leren is. Is de docent de aansluiting op de digitale realiteit en op de internetgeneratie verloren? Is de school nog wel de plek waar de leerlingen leren? Welke invloed heeft dat op de leermiddelen en wat zijn dan de consequenties voor de producten en de leermiddelen en hoe zou het onderwijs het beste aan kunnen sluiten bij de internetgeneratie? Hoe zou de digitale media aangepast kunnen worden zodat de leerlingen geïnteresseerd blijven?

Wij zijn Mark Schlepers en Dennis Heinink.
Beiden studeren we voor 'Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (DBKV) aan 'ArtEZ Hogeschool voor de kunsten' in Zwolle.
Voor het vak Pedagogiek, Psygologie en Onderwijskunde (PPO) hopen we in november 2010 af te studeren met dit literatuuronderzoek. Vanuit onze interesse voor 'begeleiding op maat' en de 'digitale revolutie' in onderwijsland hebben we ons onderzoek gericht op nieuwe digitale leermiddelen in het basisonderwijs. We kiezen bewust voor het basisonderwijs, omdat we zelf ervaren dat de ontwikkeling hier, in vergelijking tot het voortgezet en hoger onderwijs, wat sneller gaan.

Vanuit deze gedachte en interesses hebben wij de volgende hoofdvraag gesteld:
- Presteren leerlingen van 10 t/m 12 jaar met behulp van nieuwe media als leermiddel,
  beter in het reguliere basisonderwijs?”

Deze vraag proberen we te beantwoorden op basis van de volgende deelvragen:
- Bevorderen de nieuwe digitale leermiddelen de concentratie van de leerling?
- Bevorderen de nieuwe digitale leermiddelen de leerprestaties van de leerling?
- Zijn nieuwe digitale leermiddelen goed doordacht ingezet in het reguliere basisonderwijs?
- Is er vooronderzoek gepleegd naar de bijwerkingen van nieuwe digitale leermiddelen in het reguliere    basisonderwijs?
- Verandert de rol van de docent door het gebruik van nieuwe digitale leermiddelen?

Op basis daarvan zijn wij op zoek gegaan naar bronnen en zijn wij in eerste instantie terecht gekomen bij een onderzoek van SURFnet/Kennisnet genaamd ‘het leren van de toekomst’.
Hierbij heeft een basisschool ‘De Schakel’ in Eibergen (Gelderland) over een termijn van maandag 22 maart tot en met donderdag 15 april 2010, geheel gewerkt met digitale leermiddelen. Aan dit onderzoek hebben de groepen 6, 7 en 8 deelgenomen.

Dit experiment is uniek geweest in Nederland, aangezien bij dit experiment de leersituatie geheel was ingericht met digitale leermiddelen. De traditionele leermiddelen zoals boeken niet mochten worden gebruikt. Bij andere pilots werden specifieke digitale leermiddelen getest en de rest van de traditionele leermiddelen naast het nieuwe leermiddel ook gehanteerd.

De school werkte al wel met georganiseerde ict-beheer, dat onder de hoede was van de Delta-organisatie. Wat verwonderlijk was is dat de docenten die aan het project mee deden vooraf niet werden geïnformeerd. Hier is ten dele bewust voor gekozen, om een 'deep-dive' effect te creëren, maar in de rapportage van TNO schrijven van Lieshout en andere auteurs: 
'Er is te weinig gedaan met de kennis, ervaring en vaardigheden van de leerkrachten in de voorbereidingsfase. Dit had vermoedelijk tot een hoger rendement van het experiment geleid.' 
(Lieshout et al, 2010, p. 7) 
De reden hiervoor wordt niet geheel duidelijk uit het rapport, maar we vermoeden - mede ook uit het gesprek met de directeur van 'de Schakel' - dat gebrek aan voorbereidingstijd ook een belangrijke factor is geweest.

Het digibord is tevens ook het meest gebruikte digitale leermiddel in het onderwijs.
‘Zo maakt in 2008 al 48% van de scholen in het Primair Onderwijs gebruik van digitale schoolborden. In het Voortgezet Onderwijs is dat 60%. En in 2010 heeft 94% van de scholen een digibord.’
(Louwers T, 2008, p. 6&7)

Danny van Bussel over digiborden:
'Het gebruik van het digibord is namelijk laagdrempelig, de software die nodig is om het te gebruiken, wijst zichzelf. What you see is what you get. Vaak is het zo dat er een of twee borden worden aangeschaft en daarna gaat het met vijf of tien tegelijk.'
‘Het doel van het project "leren van de toekomst", was om aan te tonen dat het toekomstige leren mogelijkheden biedt om het onderwijs aantrekkelijker, effectiever en efficiënter te maken door het gebruik van digitale leermiddelen.’
(Louwers T, 2008, p. 6&7)

Verbazingwekkend in het onderzoek was overigens dat er niet is gekeken naar de onderwijskundige waarde van de ingezette leermiddelen. Hoewel dit zo voor de hand lijkt te liggen.

In het onderzoek zijn verschillende digitale leermiddelen gebruikt en die zijn in drie groepen in te delen. Als eerste de direct onderwijs gerelateerde leermiddelen, zoals de Kurzweil. In de tweede groep zijn het de breder inzetbare digitale leermiddelen zoals de Skoolmate en de Surface en als derde hebben ze de digitale leermiddelen met een spel element zoals de Wii en de Swinx ‘ook wel edutainment genoemd’.

Sommige begrippen die we hebben gebruikt in ons onderzoek, zijn veelvuldig te interpreteren. Deze begrippen zijn nader verklaard op de pagina 'operationalisatie van begrippen'.




Bronnen:
* Lieshout van, M., Kort, J., Huveneers, S., Sauer, S. (2010). Het leren van de toekomst Zorg voor impact (TNO-rapport 35309) Verkregen van SURFnet/Kennisnet website: http://www.surfnetkennisnetproject.nl/attachments/2224220/TNO_rapportage_LvdT_-_final-def_-_100614.pdf
* Louwers T., (2008), Digitale schoolborden verover onderwijs. COS, 20 (5).Interview met D van Bussel, P Stijlen, M de Fockert, F Huusken en W Ligt.